Bedrijfsbelastingen in Stad Genk
18 december 2025
Graag informeren wij je over de recente ontwikkelingen rond de bedrijfsbelastingen in Stad Genk en over het intensieve overleg dat VIG en VKW Limburg – samen met Unizo Genk, Unizo Limburg en Voka–Kamer van Koophandel Limburg – het afgelopen jaar hierover met het stadsbestuur heeft gevoerd.
In 2021 werd de oppervlaktebelasting op economische bedrijvigheid ingevoerd, met vaste tarieven tot eind 2024. Op de gemeenteraad van 17 december 2024 besliste Stad Genk dit reglement te verlengen tot 2031, maar de daarin opgenomen tarieven met 25% te verhogen.
Vanuit de werkgeversorganisaties werd deze forse stijging onmiddellijk in vraag gesteld. Zij is voor ons onbegrijpelijk in de huidige, bijzonder moeilijke economische context waarin veel Genkse bedrijven – en de industrie in het bijzonder – zich bevinden.
Tijdens het eerste overlegmoment lichtte burgemeester Dries de berekeningen toe waarop de 'indexering' gebaseerd is, met verwijzing naar de dalende inkomsten na de sluiting van Ford Genk en de centrale van Langerlo, alsook naar de afbouw van de opcentiemen op materieel en outillage. We hebben daarbij van bij het begin benadrukt dat deze evoluties uiteraard al lang gekend zijn en dus tijdig opgevangen hadden kunnen - en moeten - worden via een bijsturing van het uitgavenbeleid. Er werd toen ook aangegeven dat de toepassing intentioneel enkel ingepland was voor het aanslagjaar 2025 (met de eerste inning concreet in 2026) en men bereid was het reglement en de belastingen op bedrijven in Genk in het algemeen met open vizier en in dialoog onder de loep te nemen met het oog op bijsturingen voor richting de eind dit jaar geplande meerjarenbegroting.
In de daaropvolgende constructieve overlegmomenten werden verschillende voorstellen besproken en onderzocht, waaronder een gespreide stijging via jaarlijkse indexatie, het schrappen van verminderingen ('nieuwe vestigingen', 'investeringen in groene energie', 'deelname innovatietrajecten' en 'uitbreiding in bebouwde oppervlakte of tewerkstelling', die samen ongeveer overeenkomen met de opbrengst van de 25% tariefverhoging) en een mogelijke differentiatie in de opcentiemen op de onroerende voorheffing als alternatief voor de oppervlaktebelasting. Deze laatste piste werd omwille van complexiteit op korte termijn echter al snel verlaten. Daarnaast zijn we ook in gesprek gegaan over de kwaliteit van de dienstverlening voor de ondernemingen.
Ondanks dit intensieve overleg heeft Stad Genk ons in het kader van de meerjarenbegroting, die gisterenavond aan de gemeenteraad ter stemming werd voorgelegd, laten weten de 25% tariefverhoging toch te handhaven (aanslagjaar 2025, inning in 2026). In de toekomst zullen de tarieven van de oppervlaktebelasting ook een jaarlijkse indexatie kennen. De voornoemde verminderingen zullen uitdoven (geen nieuwe toekenningen meer). In ruil daarvoor hebben we wel kunnen bekomen dat er gedurende de 4 volgende aanslagjaren géén indexatie zal toegepast worden (m.n. voor de aanslagjaren 2026-2029).
Wij verhullen echter niet dat we, samen met voormelde partners, teleurgesteld zijn in het uiteindelijke resultaat van het gevoerde overleg. Het is betreurenswaardig dat er dusdanig weinig oor bleek naar onze pertinente vraag om, in ruil voor het wegvallen van verminderingen, de 25%-verhoging terug te draaien. Het vierjarig uitstel van de indexatie is een opsteker, maar niettemin een doekje voor het bloeden. Stad Genk houdt, door haar budgettaire noden in belangrijke mate naar de bedrijven door te schuiven, wat ons betreft onvoldoende rekening met de bijzonder precaire economische situatie van veel Genkse ondernemingen, die motor van de welvaart van onze stad vormen.
Niettegenstaande zullen we constructief in dialoog blijven gaan met Stad Genk en gedurende de rest van de legislatuur de aandacht blijven vestigen op absolute noodzaak van een zuinig uitgavenbeleid enerzijds en de return die de Genkse ondernemingen op vlak van dienstverlening mogen verwachten anderzijds.
Namens VKW Limburg & VIG (Vereniging Industriëlen Genk)
